Kansen en risico’s van beleidskeuzes
In de fysieke leefomgeving komen een groot aantal opgaven bij elkaar, werken op elkaar in en wedijveren om de (milieu)ruimte. Voor zaken die van nationaal belang zijn - en veelal sectoraal van aard zijn - zijn keuzes vastgelegd in verschillende structuurvisies, nota’s en andere beleidsstukken. Veel daarvan behoeven geen inhoudelijke verandering; voortzetting van bestaand beleid leidt niet tot andere effecten dan nu al voorzien zijn en blijft buiten beschouwing in dit planMER. Voor vier prioriteiten is een samenhangende, integrale aanpak op nationale schaal, over sectoren heen nodig.
Voor de vier prioriteiten bevat de ontwerp-NOVI de volgende strategische nationale beleidskeuzes:
Prioriteit 1 | Ruimte voor de klimaatadaptatie en energietransitie |
Beleidskeuze 1.1: Nederland is in 2050 klimaatbestendig en water robuust |
Beleidskeuze 1.2: De Noordzee biedt kansen voor inpassing duurzame energie |
Beleidskeuze 1.3: Energie infrastructuur voor duurzame energie |
Beleidskeuze 1.4: Realiseren opgave duurzame energie op land |
Prioriteit 2 | Duurzaam economisch groeipotentieel voor Nederland |
Beleidskeuze 2.1: Duurzame en circulaire economie |
Beleidskeuze 2.2: Duurzame energiebronnen en verandering productieprocessen |
Beleidskeuze 2.3: Optimale (inter)nationale bereikbaarheid |
Beleidskeuze 2.4: Investeren in aantrekkelijke, gezonde en veilige leefomgeving |
Beleidskeuze 2.5: Bevorderen grensoverschrijdende verbindingen |
Beleidskeuze 2.6: Ruimte voor datacenters |
Beleidskeuze 2.7: Afstemmen vraag en aanbod kantoren, bedrijventerreinen en winkels |
Beleidskeuze 2.8: Spreiding toerisme |
Prioriteit 3 | Sterke en gezonde steden en regio’s |
Beleidskeuze 3.1: Duurzame ontwikkeling steden |
Beleidskeuze 3.2: Integrale verstedelijkingsstrategie |
Beleidskeuze 3.3: Woningvraag sluit aan bij aanbod |
Beleidskeuze 3.4: Geconcentreerde verstedelijking |
Beleidskeuze 3.5: Klimaatbestendige steden en regio’s |
Beleidskeuze 3.6: Bereikbaarheid stad en regio |
Beleidskeuze 3.7: In gebieden met bevolkingsdaling versterken we de vitaliteit en leefbaarheid |
Prioriteit 4 | Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied |
Beleidskeuze 4.1: Verbeteren balans tussen landgebruik en omgevingskwaliteiten |
Beleidskeuze 4.2: Biodiversiteit en natuurlijk kapitaal |
Beleidskeuze 4.3: Duurzaam en vitaal landbouw- en voedselsysteem |
Beleidskeuze 4.4: Versterken en beschermen landschappelijke kwaliteiten |
De impact van de ontwerp-NOVI - en de zekerheid waarmee effecten zich daadwerkelijk zullen voordoen - hangt af van de mate van concreetheid van de beleidskeuzes, van het kader waarin vervolgbesluiten worden genomen (wie gaat er over) en de instrumenten die worden ingezet voor de doorwerking en uitvoering van het beleid (de wijze van sturing). Geconstateerd wordt dat de ontwerp-NOVI geen concrete besluiten bevat die nu al zullen leiden tot de uitvoering van maatregelen. Dit betekent ook dat een besluit over de ontwerp-NOVI nu nog niet direct zal leiden tot concrete effecten en dat de gevolgen voor de staat van de fysieke leefomgeving op langere termijn nog met onzekerheid is omgeven. Effecten kunnen vaak nog zowel positief als negatief uitpakken, afhankelijk van de uitwerking in (gebiedsgerichte) programma’s, de vervolgbesluiten van zowel Rijk als decentrale overheden en van de inzet van het instrumentarium.
Voor de vier beleidsprioriteiten bevat de ontwerp-NOVI beleidskeuzes die richting geven aan de verdere doorwerking van het beleid door het Rijk en de decentrale overheden in programma’s en vervolgbesluiten. Hierbij doen zich zowel kansen als risico’s voor die van belang zijn om mee te wegen bij die vervolgbesluiten. Of kansen en risico´s zich daadwerkelijk voor zullen doen, hangt af van de doorwerking en uitvoering van de NOVI. Vanwege de complexiteit van de opgaven, de benodigde tijd voor het vervolgproces en de onzekerheden die zich hierbij voordoen over de precieze uitwerking van het beleid - bijvoorbeeld met gebiedsgericht maatwerk - is het aannemelijk dat veel kansen en risico’s zich pas op langere termijn (pas ná 2030) zullen manifesteren.
Figuur 0.3 bevat een samenvattend beeld van de kansen en risico’s door de beleidskeuzes voor de staat van de fysieke leefomgeving. Het betreft een totaalbeeld van alle kansen en risico’s voor de vier beleidsprioriteiten.
Met de (autonome) referentiesituatie in 2030 als vertrekpunt, geven de groene pijlen kansen weer voor verbetering van de staat van de fysieke leefomgeving en geven de rode pijlen risico’s weer voor verslechtering van de staat van de fysieke leefomgeving. De dikte van de pijlen wordt bepaald door het aantal beleidskeuzes in de ontwerp-NOVI dat leidt tot een kansen en/of risico voor de specifieke aspecten uit het Rad; hoe dikker een pijl, hoe meer kansen of risico’s. De dikte van de pijlen zegt dus niets over de aard of omvang van kansen en risico’s of de aannemelijkheid dat deze zich kunnen voordoen; de complexiteit en daarmee samenhangende onzekerheden over de doorwerking en uitvoering van het beleid zijn hiervoor te groot.
Belangrijk om te vermelden is dat het een globaal beeld van kansen en risico’s betreft. Voor aspecten kunnen zich zowel kansen als risico’s voordoen, mede ingegeven door verschillen ten aanzien van de specifieke indicatoren die onderdeel zijn van de aspecten. Ook is er sprake van regionale verschillen, verschillen binnen steden en in het landelijk gebied en bijvoorbeeld verschillen binnen en buiten beschermde natuurgebieden. In de volgende paragrafen wordt verder ingegaan op deze verschillen.